9 november 2017
In mijn laatste blog gaf ik jullie inzage in mijn brein. Ik schreef dat ook ik mag aangeven wat ik nodig heb, dat ik grenzen mag stellen, dat wat ik doe goed is. Want als ik niet meer gelukkig ben, hoe kan ik dan de kar trekken, de kinderen (op)voeden, mijn man volgen op de door hem ingeslagen weg? Dat dit in werkelijkheid heel anders gaat, ervaarde ik een paar dagen later op vrijdag.
Sinds begin oktober heb ik op vrijdag vrij genomen van mijn werk, om op deze manier meer tijd voor mezelf te creƫren. Zo hoop ik ruimte te krijgen om mijn pad te vervolgen. De eerste vrije vrijdag is mij dat gelukt. Mijn zus wandelde die dag een stukje mee op mijn pad. We hadden eindelijk weer eens tijd voor elkaar. Een gezellige dag met mijn zus, een dag met een gouden randje.
De tweede vrije vrijdag was het helaas al weer gedaan met mijn rust, met het volgen van mijn pad. Wat was het geval?
Mijn man mijmerde al een hele poos over afbouwen van anti-epileptica. De laatste controle bij de neuroloog bracht hij dit onderwerp wederom ter sprake. Omdat er al een tijd een stabiele situatie is t.a.v. de epileptische activiteit, omdat het slikken van anti-epileptica een terugkerend onderwerp van discussie is, ging zij erin mee (tenminste dat denk ik). Mijn man werd hier erg blij van. Ik vreesde, vanaf moment ƩƩn, met grote vreze.
Op die bewuste vrijdag (de dertiende) is het misgegaan. Ik trof mijn man thuis aan in een zwaar epileptisch insult. Gelukkig waren de kinderen er deze keer niet bij. Ik schakelde meteen over op de automatische piloot en zat in no time weer naast de bestuurder van de ambulance op weg naar het ziekenhuis. Daar ging mijn vrije vrijdag. Wat baalde ik hiervan. Ik vroeg mij in gedachten af: āWaarom zit ik hier nu weer in die ambulance?, Waarom stel ik mij weer beschikbaar?, Waarom laat ik de kinderen weer in de steek en ga ik weer met Henk mee? Waarom ik? Waarom? Waarom?ā. Ik volg mijn man wederom op de door hem ingeslagen weg.
Stef had die avond zijn eerste clubkampioenschap van tennis en voor de zoveelste keer gingen de kinderen weer niet voor. Gelukkig heb ik een lieve hulp die er was toen de kinderen uit school kwamen. En gelukkig hebben de kinderen elkaar. Want dat voel ik de laatste tijd sterker en vaker; onze jongens maken veel mee en kunnen veel aan, vullen elkaar aan op hun ingeslagen wegen. (En wat had ik graag bij tennis willen zijn.)
Toen de jongens en ik ās avonds eindelijk weer verenigd waren en met zān drieĆ«n moe en onderuitgezakt op de bank hingen, ging de bel. Onze poes, die ruim vier weken geleden besloten had een andere weg te nemen dan het vertrouwde pad naar huis, werd door vinders weer in levende lijve thuisgebracht. Hoe bijzonder is dat op deze bijzondere dag?
Rens zei: āWe hebben niet altijd pech. Ook wij hebben soms gewoon geluk, zelfs op vrijdag de dertiende.ā
Enā¦ā¦ā¦ā¦.dat is helemaal waar.
Al bewandelen we allemaal ons eigen pad en is dit (vaak) niet in harmonie en voelt het soms als ongewenst, het is de liefde die ons bindt. Onze poes werd weer thuisgebracht door liefhebbende mensen, de broers waren er vandaag voor elkaar. En ik? Ik zat gewoon in de ambulance en begeleidde Henk die vrijdag de dertiende. Een dag waarop paden wederom samenkwamen.
Lieve groet, Hillie