19 maart 2010
Dacht ik vandaag een telefoontje te moeten plegen over collectebussen werd het een intensief lotgenotengesprek met een kersverse weduwe.
Bij een hersentumor ga je niet dood aan de kanker zelf maar aan het door de ongeremde groei in verdrukking komen van vitale delen. Wat kun je zeggen om troost te bieden?
Deze vrouw heeft een afschuwelijk proces achter de rug. Het langzaam zien veranderen en wegkwijnen van je lief, terwijl je machteloos moet toekijken. Deze dame fluisterde mij tussen haar tranen door toe dat ze zo bang is dat ze niet meer bij de goede herinneringen kan komen, omdat het laatste jaar zo afschuwelijk is geweest.
Ze is beland in mijn nachtmerrie. Mijn grootste angst voor de toekomst. Verder leven zonder je grote liefde. De angst knijpt in mijn maag. Ik knipper ook door de tranen heen.
Mijn dochter Noa komt langs, ziet mijn natte ogen, maar loopt stilletjes voorbij. Even later ronden we het gesprek af over de collectebussen. Na het telefoongesprek vraagt Noa: āMama, is er weer iemand aan kanker overleden?ā en ik zeg ja en ik lieg er bij: āWeer iemand die oud en ziek was.ā Waarop Noa zegt āLater als ik groot ben wordt ik dokter voor kinderen en dan ga ik met geld uit jouw stichting hun beter maken.ā Wat zou dat mooi zijn. Later.
Ik zucht en ga verder met mijn brief. Mensen er op attenderen dat het de laatste dag van de Brain Awareness Week is. Help je mij mee om te zorgen voor later?